[error-SH-searchBar()]
Juliana de Lannoy

Juliana de Lannoy

In 1758 kwam ze naar Geertruidenberg, omdat haar vader stadsgouverneur werd. Het gezin ging wonen in huis "De Roos". Behalve emancipatoir was haar werk politiek van aard; een aanzienlijk deel van haar werk ging over vaderlandsliefde. Ze stierf vroeg en werd bijgezet in het koor van de Geertruidskerk. Een tastbaar bewijs in de vorm van een grafsteen is niet meer aanwezig. Vermoedelijk is deze kapot gesprongen door de hitte tijdens de vuren die de soldaten van Napoleon maakte in de Geertruidskerk. De soldaten lagen in de winter gelegerd in de kerk en hadden het zo koud dat ze de helft van het kerkinterieur inclusief het orgel hebben opgestookt.

Om te bewijzen dat vrouwen inderdaad niet onderdeden voor mannen specialiseerde De Lannoy zich in het schrijven van treurspelen, één van de moeilijkste genres. De dichteres nam zich voor minstens zo goed te worden als Pierre Corneille, beroemd Frans tragedieschrijver.

Vervolgens publiceerde ze drie treurspelen over serieuze, favoriete achttiende-eeuwse thema’s als godsvrucht en vaderlandsliefde. In een van die stukken, De Belegering van Haerlem (1770), nam De Lannoy de vaderlandse geschiedenis als uitgangspunt. Omdat ze als vrouw niet met wapens kon vechten, was dit voor haar een manier om toch iets te doen voor haar vaderland. Zo hield ze de geschiedenis levend en gaf ze tegelijkertijd een mooi voorbeeld van de moed en dapperheid van de Haarlemse bevolking. ‘Nooit heeft een vrouwenstem zo op het toneel gedonderd’, schreef een bewonderaar en recensenten prezen De Lannoy’s ‘mannelijke toon’ en haar ‘mannenbrein’. Het is de vraag of De Lannoy blij was met dergelijke opmerkingen, want ze was zeer kritisch ten aanzien van mannen: 

De volmaakte man

Altijd aan het werk tot nut van het huisgezin en ijverig om zijn ambt met glorie te bekleden niet driftig, nooit geneigd tot wufte of dartele zeden, bezorgd voor zijn belang, maar wars van slecht gewin; aan het spel niet verslaafd, aan Bacchus’ vocht nog min, bedacht om zelfs zijn vrije tijd nuttig te besteden, geen laf bewonderaar van vreemde bevalligheden, verliefd en teder, maar op zijn echtvriendin; trouw tot in de dood aan edele vriendschapsbanden, bereid om voor het land zijn leven te verpanden, meedogend, beschaafd, oprecht, wijs, vriendelijk, zacht van geest. Die man met zoveel deugd, met zoveel roem beschonken, die man, zo dubbel waard in dichtlust mij te ontvonken, is, naar ik merken kan, nog nooit op aarde geweest. 

De Lannoy, die dit gedicht op haar 28ste schreef, trouwde nooit. Misschien ook omdat het dichterschap voor haar levensvervulling was: ‘Ik vind mijn liefste feest, mijn zoetste wellust weer,/Wanneer ik in mij zelf en tot mijn boeken keer’. Ze werd als eerste vrouw honorair lid van het Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. En toen ze daar een zilveren medaille won op een prijsvraag over ‘De ware vereisten voor een dichter’ was ze tevreden: ‘Triumf, ik ben voldaan, ik zal onsterflijk zijn.’ De dichteres won in totaal vier dichtgenootschappelijke medailles. Ook haar bundel Dichtkundige werken (1780) werd enthousiast ontvangen.

Benieuwd naar de tarieven en
mogelijkheden?

Wil je je plannen een keer met ons doorspreken of de kerk eerst wel eens bezichtigen? Je bent van harte welkom. Maak een afspraak en samen kunnen we met u bekijken wat we voor u kunnen doen.

Neem contact op
of maak een afspraak

Maak afspraak
Heeft u vragen of opmerkingen?
Neem via een van onderstaande mogelijkheden contact met ons op